Methode

Om voorgaande doelstellingen te bereiken, wordt er eerst vastgelegd welke criteria belangrijk zijn voor het comfort van de prothesegebruiker (voorbeelden hiervan zijn pijnvrij lopen, minimaal energieverbruik, normaal en symmetrisch gangpatroon).  Ook zullen deze criteria worden vertaald in meetbare parameters (WP 1).  Anderzijds wordt het volledige mogelijke gamma van ontwerpparameters van de prothese bepaald: dit is de configuratie, de uitlijning, maar ook individuele kenmerken zoals: stomplengte en hakhoogte (WP 1).
 
Voor een ruime hoeveelheid combinaties van ontwerpparameters zal de ‘prestatie’ van de prothese worden bepaald in de eerder bepaalde comfort-criteria (WP 2, WP 3).  Het bepalen van deze prestatieparameters zal gebeuren op 3 complementaire methoden:

  • Via simulaties met robotische gangsimulator. Dit gebeurt voor grote aantallen combinaties van prothese-configuratie- en uitlijning (WP 2).

  • Via metingen op prothesedrager, met (een deel van) dezelfde combinaties. Deze metingen dienen bovendien ter validatie van de simulaties (WP 3).

  • Op basis van het subjectieve comfortgevoel van de prothesegebruiker zelf tijdens de voorgaande metingen.  Hiermee kunnen de meetbare comfort-criteria omgezet worden naar persoonlijk comfort (WP 3).

Het bundelen en verwerken van deze informatie zal leiden tot een bruikbaar, laagdrempelig algoritme. Dit algoritme vormt de basis van een nieuwe methode voor het configureren en uitlijnen van onderbeenprothesen (WP 4). Deze methode zal worden vertaald naar een bruikbare tool voor de prothesist.
 
Valorisatie van deze nieuwe methode gebeurt door integratie in het praktijkveld en het onderwijs door workshops, publicaties, vervolgprojecten en het eventueel uitbouwen van nieuwe technologieën (WP 5).